Voor de redactie van de lage landen heeft literatuur een vanzelfsprekend belang, maar dat geldt niet in de brede samenleving, schrijft hoofdredacteur Hendrik Tratsaert in zijn woord vooraf bij het eerste nummer van jaargang 2024, met als thema: ‘De temperatuur van de literatuur’. Hij roept de Nederlandse politici ook op om de samenwerking met Vlaanderen te versterken.
Ons huis heeft vele kamers. De grootste kamer ligt opgetast met boeken. Niet onder het stof, maar mooi gestapeld in ons immateriële, rekbare geheugen. In zijn ruim zestigjarige bestaan heeft dit huis duizenden boeken besproken en er zelf een pak uitgegeven. Ons tijdschrift is vandaag goed voor zo’n honderd recensies per jaar van Nederlandstalige fictie, non-fictie en poëzie, naast tal van oeuvrestukken en achtergrondverhalen over de stand van de letteren. Zestig pagina’s over boeken per nummer. Voor de redactie en onze lezers heeft literatuur kennelijk een vanzelfsprekend belang. Die vanzelfsprekendheid is mooi én relatief.
In het boekenvak valt het woord crisis meer en meer, de meningen over de oplossingen lopen uiteen. Een goede reden om een rondgang te maken langs de sleutelspelers van het literaire boek en daar de temperatuur te meten. Die expeditie vond haar beslag in het themadossier ‘De temperatuur van de literatuur’, met als kernvraag: wat is de veranderende rol van schrijver, uitgever, bibliotheek? In een snel evoluerende maatschappij zijn ze allemaal zoekende, maar niet radeloos. Kernwerkwoorden: zichzelf heruitvinden, herijken, herpositioneren.
In het boekenvak valt het woord crisis meer en meer, de meningen over de oplossingen lopen uiteen
Er is de paradox in het boekenvak dat er ontzettend veel titels verschijnen terwijl gevestigde literaire uitgeverijen zich vaak in zwaar weer bevinden. Daarnaast doen niche-uitgeverijen het juist relatief goed. Minder en beter lijkt zich op te dringen. Herpositioneren. Al is dat nog geen antwoord op de gevolgen van de voortschrijdende ontlezing en op het gegeven dat, als men dan toch naar een roman grijpt, dit steeds vaker eentje in het Engels is. Over die laatste fenomenen schreven we eerder.
Schrijvers moeten zich ook al heruitvinden. Als kleine zelfstandige die zijn zelfpromotie organiseert bijvoorbeeld. Dat betekent wel eens zelf de voorraad van je eigen titel redden van de papierversnipperaar, zoals Thomas Heerma van Voss beschrijft. Een gunstige evolutie zijn dan weer de vrij nieuwe opleidingen waar jonge talenten het schrijversvak leren onder professionele begeleiding, stelt Maarten Dessing vast. Het is uiteraard geen garantie op instantsucces, maar biedt wel de mogelijkheid tot experimenteren, degelijke feedback en het versneld leren van de knepen van het vak. Deze ambachtelijke benadering klinkt als een welkome relativering van de klassieke romantische wensdroom een visionaire auteur te kunnen worden, louter op basis van inspiratie.
De bibliotheek had ooit als eerste functie een bewaarhuis van het boek te zijn, maar in digitale tijden is ze zoveel meer. Anne van den Dool bundelde de inzichten van enkele bibliothecarissen uit ons taalgebied. Zij zien steeds meer rollen voor de bibliotheek anno 2024. Ze is een multifunctionele ontmoetingsplek waar klassieke en digitale geletterdheid hand in hand gaan. Uit Nederland komt er goed bestuurlijk nieuws: onder impuls van de overheid is het bibliotheekwezen bezig aan een remonte. In Vlaanderen schafte men de decretale verplichting van gemeenten om zorg te dragen voor een volwaardige bibliotheekvoorziening af. Dat laatste kan in tijden van populisme of nooddruft zeer kwalijke gevolgen hebben voor een van de laatste publieke plaatsen waar men zich kosteloos kan terugtrekken, in alle rust, met boeken.
Onze vraag aan schrijver Maxim Februari luidde: welke status heeft literatuur nog in onze samenleving? In ons taalgebied is haar aanzien veeleer beperkt, dachten we. In zijn openingsessay breekt de auteur een forse lans voor kunst die verontrust, die genereus is, die niet klaagt, “die belangrijk is omdat ze vormgeeft aan wat onwelgevallig is”. Het is lang geleden dat ik nog zo’n bede las. Het is een appel aan kunstenaars en schrijvers om minder volgzaam te zijn, risico’s te nemen en uit de eigen kringen te breken. Alleen zo kunnen literatuur en kunst relevant zijn in de brede samenleving.
Maxim Februari’s stuk is een appel aan kunstenaars en schrijvers om minder volgzaam te zijn, risico’s te nemen en uit de eigen kringen te breken
Wie je niet van risicoloosheid of volgzaam denken kan betichten, is Connie Palmen. Al meer dan veertig jaar kiest ze onverbiddelijk voor een leven als schrijver, het is “haar huwelijk met de wereld”. In zijn essay onderzoekt Koen Schouwenburg de wisselwerking tussen fictie en werkelijkheid in haar unieke oeuvre. Hopelijk nemen de auteurs voor wie middelmatige autofictie vandaag de enige optie is, nota tijdens het lezen van dit stuk – en van Palmens romans. Zij kunnen meteen ook aantekeningen maken bij het essay ‘Het boek is dood, een whodunit’, waarin Mats Vandroogenbroeck uitzoekt welke verhalen ons vandaag nog aanspreken, nu wij anders lezen en onze verhalen overal zoeken en vinden. Verbeelding doet er nog altijd toe.
Graag wijs ik op onze vernieuwde aandacht voor poëzie. Om beurten zullen Carl De Strycker en Lisa Rooijackers vier nieuwe dichtbundels uit het pak lichten en duiden. Iets tussen trendwatching, dringend signalement en recensie in. Carl zag een rode draad van natuurpoëzie in de eerste selectie van de nieuwe jaargang. Als toemaat vind je in elk nummer ook een recent gedicht in volle glorie.
Een stuk dat buiten het uitgelichte dossier over de temperatuur van de literatuur valt, maar er eigenlijk bij aanhaakt is ‘Samen schrijven met mijn chatbot’ van neerlandicus Marc van Oostendorp. Op bijzonder inzichtelijke wijze opende hij me de ogen voor de voordelen van artificiële intelligentie (AI) in een positief ondersteunende, controlerende rol bij de totstandkoming van zijn stuk.
Een van de redactionele krachtlijnen voor de lage landen in 2024 is vaker een opiniërende rol op te nemen. Daarom lees je in het blad voor het eerst columns van Marten van der Meulen (taal), Lotte Jensen (geschiedenis), Gerdien Verschoor (kunst) en Rob van Essen (Derby der Lage Landen).
Opiniëren? Er is zoveel aan de gang in deze wereld dat we niet louter kunnen blijven schuilen boven het gewoel. Het is goed om een genuanceerde helikopterblik te bieden in onze essays, maar het is nog beter om ook af en toe te zeggen waar het op staat. Meer bepaald met een focus op onze kennisdomeinen: taal, literatuur, kunst, geschiedenis en de Vlaams-Nederlandse samenwerking, niet het minst cultuurbeleid. Met dat laatste kom je automatisch uit bij de politiek en de gevolgen van het primaat van de politiek.
Wij zijn een pluralistisch en partijpolitiek ongebonden cultuurhuis, maar in het licht van de recente ontwikkelingen in Nederland vinden wij het onze plicht om te reageren. De kans dat Nederland een nieuwe regering krijgt onder leiding van Geert Wilders, de winnaar van de verkiezingen die het voortouw heeft in de formatie, is voor ons huis een reden tot bezorgdheid.
Welk kabinet er ook komt in Nederland, we roepen het op volop in te zetten op de versterking van kunst en cultuur
In het verkiezingsprogramma stelt Wilders’ partij PVV namelijk zwart op wit te willen “stoppen met kunst- en cultuursubsidies”. Deze stellingname druist lijnrecht in tegen onze overtuiging dat kunst en cultuur een vitale rol hebben in onze samenleving: ze doorbreken geijkte patronen en verbeelden nieuwe manieren van denken en doen. Bovenal zijn ze een rijke bron van zingeving en genot. Een divers en levendig artistiek veld waarin talent zich echt kan ontwikkelen, kan niet bestaan zonder ondersteuning door de overheid.
Welk kabinet er ook komt, we roepen het op volop in te zetten op de versterking van kunst en cultuur. En daarbij de samenwerking met Vlaanderen te zoeken. Vlamingen en Nederlanders delen een taal en een welvarende rivierendelta. Ze zijn bijzonder belangrijke handelspartners voor elkaar en hebben veel te winnen bij nauwe economische samenwerking. Tegelijkertijd kampen hun dichtbevolkte woongebieden met vergelijkbare uitdagingen zoals stremmende mobiliteit en zwaarbelaste natuur.
Niet alleen bij het aanpakken van gedeelde problemen in de Lage Landen, ook bij het uitdragen van de gemeenschappelijke taal en cultuur in het buitenland staan ze samen sterker. Als Vlaanderen en Nederland niet eensgezind de neerlandistiek in de wereld zouden ondersteunen (via IVN en de Taalunie), dan kwijnde het Nederlands weg. De Nederlandstalige literatuur boekt internationale successen, onder andere door zich gezamenlijk op toonaangevende boekenbeurzen te presenteren.
In de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland zijn er vele mooie initiatieven. Maar de uitwisseling is vaak ad hoc en niet structureel ingebed. Kortom: om van taal en cultuur niet het ondergeschoven kind in de volgende regering te maken en de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland net te intensiveren, stelden wij een memorandum op. Dat bevat zeven concrete actiepunten voor de Vlaams-Nederlandse samenwerking die we bezorgden aan de fractievoorzitters van de politieke partijen die vertegenwoordigd zijn in de Nederlandse Tweede Kamer. Met het uitdrukkelijke verzoek om hier werk van te maken. Ook de politiek moet zichzelf heruitvinden.
Verspreid deze boodschap. Omdat ze nodig is.